zondag 20 maart 2016

LEES! Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt



Er was geen mooier kamertje te bedenken in de hele wereld dan het kamertje van Pluk, helemaal boven op de Petteflet.

Dit is het mooiste voorleesboek van de héle wereld. Wij, alle kleine en grote mensen die Pluk hebben leren kennen, begrijpen de stad en de rare leuke lieve mensen die er samen wonen voor altijd beter. Pluk woont in de Petteflet, de flat waarin de hele wereld samen komt. De Stampertjes zetten de boel op z’n kop, de wijze meneer Pen bedenkt voor alles en nog wat een oplossing en de kinderloze meneer en mevrouw De Vries broeden het ei van Krullevaar uit (Prrrr…ta lie loe). Van de jam van de hasselbramen worden mensen vrolijk en creatief, de Torteltuin mag blijven en de pontbaas is de Heen- en Weerwolf. Logisch, toch!

Pluk, een eigenwijs jongetje van acht rijdt in zijn rode kraanwagentje rond op zoek naar een woning , maar kan niets vinden. Dan hoort hij van Dollie de duif dat er in het torentje van de Petteflet nog een kamertje vrij is. Pluk laat er geen gras over groeien, rijdt meteen naar de Petteflet en gaat er wonen samen met zijn vriendje Zaza, de kakkerlak. Dat kamertje is de basis van waaruit hij de wereld om zich heen verkent en een beetje verandert. Pluk doet niets half, Pluk gaat overal vol in. Hij maakt vrienden in de flat: Aagje, met haar akelig nette en bezorgde moeder, de zes Stampertjes met hun rommelige alleenstaande vader, meneer Pen de baas van de boekhandel onder in de flat, de eenzame kluizenaar Kluizelaar, de meeuw Karel met de houten poot, het eekhoorntje Duizeltje met hoogtevrees en niet te vergeten de schelp Lispeltuut, Tom-Tom avant la lettre. Gelukkig zijn er ook wat vijanden die steeds roet in het eten gooien. Mevrouw Helderder, de moeder van Aagje bijvoorbeeld en de directeur van het museum die de exotische vogel Krullevaar wil opzetten. Als de gemeente het park bij de flat (de Torteltuin) wil saneren, komt Pluk samen met zijn vrienden in opstand. Het levert een weergaloos feestelijke en succesvolle actie op. Bij mij thuis houden we veel van Pluk. Zijn wereld lijkt op de onze, maar is vrolijker, liever en vol humor. Eigenschappen die helpen in bijna alle situaties van het echte leven! Voorlezen, dat boek!

Ieder kind dat Nederland binnen komt na lange bange reizen, zou dit boek cadeau moeten krijgen. Eerst voorlezen, dan zelf lezen! Ik wil wel komen voorlezen.

Annie, onze Annie M.G. Schmidt schreef dit boek tussen 1968 en 1970 voor het weekblad Margriet. Het werd in 1971 gebundeld en is sindsdien een hit. Pluk zou Pluk niet zijn zonder de illustraties van Fiep Westendorp. Oké, Pluk gaat over lefferige jongetjes en over behoorlijke zeikerige meisjes, maar een kniesoor die daar op let. Ik zelf inmiddels niet meer. Pluk kan ook een stoer meisje zijn, toch?!

Dit was mijn laatste leestip. Daarom nog eentje voor ons allemaal, en vooral voor mijzelf, om direct te lezen. Ook van Annie.

Ik ben lekker stout
Ik wil niet meer, ik wil niet meer!
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer...
nee, nooit meer in m'n leven!
Ik hou m'n handen op m'n rug
en ik zeg lekker niks terug!

Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
Ik wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!
En heel hard stampen in een plas
en dan m'n tong uitsteken
en morsen op m'n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!

En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!

maandag 11 januari 2016

LEES! De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren, van Haruki Marakami

色彩を持たない多崎つくると、彼の巡礼の年,  村上春樹

"Zo zie je maar hoe colleges erfelijkheidsleer van pas kunnen komen, ook als je voor een spoorwegmaatschappij werkt."

We kennen ze allemaal: mensen die hun leven inrichten alsof het hun werk is. Tsukuru Tazaki doet dat en het helpt hem niet. Hij is een onthecht mens die houvast zoekt op de plek die hij het meest liefheeft: stations. Hij zit er op een bank en staart er urenlang naar de reizigers en de treinen die af en aan rijden. Als wij hem leren kennen is hij ingenieur en ontwikkelt, bouwt en beheert hij de grote stations in Tokyo.

Het kleine jongetje Tsukuru is al gek op stations en hij studeert civiele techniek met maar één doel: werken voor de grote spoorwegmaatschappijen van Japan. Een melancholieke en kleurloze man, die op mysterieuze en op voor hem volkomen onbegrijpelijke wijze van de ene dag op de andere is verlaten door zijn vriendengroep van de middelbare school. Deze plotselinge afwijzing vormt een breuklijn in zijn leven die hij gaandeweg als vanzelfsprekend beschouwt. Hij leidt een eenzaam bestaan en ziet altijd wel een reden om zich buitengesloten te voelen. Maar op stations is alles duidelijk: treinen stoppen exact op hun vaste plaats op het perron, er zijn aankondigingen door luidsprekers, bellen die rinkelen en stationspersoneel dat helpt. Als een station de overgang symboliseert van het vertrouwde naar het onbekende… dan heeft Tsukuru dat goed in de hand. Hij rekent, plant en organiseert conflicten weg als geen ander. Het leven is een to-do-lijst en die is er om af te vinken. Helaas levert deze aanpak in zijn persoonlijk leven geen hoogtepunten of dieptepunten op. Zelfs de meest alarmerende depressie is oppervlakkig. Als hij Sala ontmoet (en er een begin van liefde is), eist zij van hem zijn verleden te onderzoeken. Hij reist terug naar zijn geboortestad en gaat aan de slag… Als je het boek vanuit dit perspectief leest gaat het over de klassieke thema’s van verlangen naar vriendschap, liefde en een verloren jeugd, maar het verhaal leest ook als een zwarte thriller: spannend met onverwachte wendingen.

Marukami (1949) is geboren in Japan en woont in de Verenigde Staten. Voor ons, Nederlandse lezers is het bijzonder dat zijn verhalen zich afspelen in Japan, waar grootstedelijk leven (er wonen in de agglomeratie Tokyo 35 miljoen mensen) en de onvervulbare liefde voor de natuur elkaar aanvullen. Het is fascinerend om in zijn boeken te lezen hoe weinig het leven van een West Europese dertiger verschilt van dat van een Japanse dertiger die als iedereen werkt en woont en leeft en de liefde zoekt. Ik was laatst in Tokyo en ’t kan aan mij liggen, maar zo zag ik het ook: jonge actieve mensen op fietsen vol kinderen. Het leek het Vondelpark wel…

woensdag 30 september 2015

LEES! De stad der wonderen van Eduardo Mendoza

“Elke bezoeker zal bij terugkeer in eigen land een apostel en uitdrager zijn van hetgeen hij gezien, gehoord en geleerd heeft.”

Het meest fascinerende van dit boek over Barcelona is dat het ons leert dat nieuwkomers, gelukszoekers, armoezaaiers en lefgozers een stad tot grote hoogte kunnen brengen. Deze kroniek over Barcelona tussen 1888 en 1929 stamt uit 1986, maar is actueel, nu de Europese steden volstromen met mensen die genoodzaakt zijn hun leven vanuit het niets op te bouwen en daartoe alle middelen zullen inzetten. Zij zijn het zout der aarde, zonder hen worden steden saai, burgerlijk, voorspelbaar en uiteindelijk sterven ze in hun eigen genoegzaamheid. Dat laatste staat niet in het boek, maar is de mening van uw redacteur.

Onofre Bouvila is veertien als hij van het platteland naar Barcelona trekt. Hij heeft grote plannen, maar geen idee waar hij moet beginnen. Hij woont in een pensionnetje waar hij de meest vreemde types ontmoet, allemaal op hun eigen manier gelukszoekers, net als hij. Daaronder ook Delfina, een lelijk heksje dat Onofre helpt aan zijn eerste baantje. Hij moet ‘clandestien de revolutie verbreiden’ en brengt anarchistische pamfletten rond onder de bouwvakkers van de wereldtentoonstelling. Op de bouwplaats leert hij snel de mechanismes van sjacheren en corruptie . Hij had er trouwens ook een groot talent voor! In de periode tussen de twee wereldtentoonstellingen speelt Onofre met grote inventiviteit in op elke trend en bouwt een imperium op dat ver over de stads- en landsgrenzen reikt. Een kleine greep uit zijn handeltjes: haargroeimiddelen (1890), grond (1900), geld (1908), films (1910), wapens (eerste wereldoorlog). Van een onzeker jochie zien we hem een uiterst onaangenaam mens worden die er niet voor terug schrikt z’n vrouw en z’n doodarme ouders uit te schudden. Als hij eenzaam sterft is Barcelona uitgegroeid tot een wereldstad.

Het verhaal van de gangster Onofre en zijn companen is fascinerend en onderhoudend, maar nog boeiender is de beschrijving van de ontwikkeling van Barcelona. Centraal element in de vertelling is de betekenis van de wereldtentoonstellingen voor de groei en bekendheid van de stad. Er werd geïnvesteerd met visie: het mag wat kosten want hierna staat onze stad op de kaart! Geld werd onder meer opgehaald in Madrid. Die strijd tussen Madrid en Barcelona wordt hilarisch en herkenbaar beschreven. Lezen daarom, dit boek!

Mendoza is het meest in zijn element als hij kennis kan overdragen over Spanje in het algemeen en Barcelona in het bijzonder. Hij komt rustig met demografische gegevens en statistieken op de proppen, waarmee hij de enorme expansiedrift van de stad rond de eeuwwisseling illustreert en inzichtelijk maakt. Heerlijk! ‘k Moet nodig weer eens naar Barcelona trouwens…

maandag 22 juni 2015

LEES! Het boek van de kinderen van A.S. Byatt

“Visions and shadows of people and ideas can be arranged and rearranged.” 

Toen onze redactie het thema voor het zomernummer bedacht, was het tippen van dit boek onontkoombaar en een bijna persoonlijk cadeau! Building with nature, building with people, is precies waar het Boek van de Kinderen (dat absoluut geen kinderboek is) over gaat. Gaat ’t ook over ons werk? Ja zeker, maar dan moet je wel van verhalen houden. Daar houd ik van en velen met mij. Verhalen en sprookjes maken de lagen onder het zichtbare tastbaar en vindbaar. Kennis van de vertellingen over hoe mensen stad, land en leven vormgeven helpt om ruimtelijke plannen langdurige houdbaarheid te geven. Zo…dit was mijn geloofsbelijdenis, nu het boek! 


Het verhaal speelt van 1895 tot net na WO1 in het zuiden van Engeland (en Frankrijk en Duitsland) en volgt vier tamelijk welgestelde gezinnen, waarvan de ouders verlichte ideeën hebben over opvoeding, kunst, natuur, seksualiteit, onderwijs, politiek en relaties. Het leven is een kunstwerk waar overtuigend aan geknutseld wordt, van de gebouwen, de inrichting van de huizen en de verkleedpartijen tot de feesten, het werk en de maaltijden. Alles hangt met alles samen en alles wordt ingekleurd door de vormen en materialen van Art Nouveau en Jugendstil. De periode rond 1900 doet denken aan de jaren zestig van de 20e eeuw. Er hangt verwachting in de lucht, een zucht naar verandering en nieuwe idealen: in vrije liefde, vrouwenrechten en de verheffing van de arbeiders. De ouders zijn er zo druk mee bezig dat zij hun kinderen vergeten onder het mom van vrijheid.

Het leven op het Engelse platteland in die grote huizen met hun groene ommuurde bloementuinen wordt sprookjesachtig geschetst, de harde werkelijkheid komt daarna meedogenloos binnen. Maar voordat het zover is gaan de vier gezinnen met alle kinderen naar de Wereldtentoonstelling in Parijs (1900). Het is een hoogtepunt in het boek, het geloof in de vooruitgang overdondert. In een brief aan zijn moeder schrijft Tom, één van de kinderen: Ik ben op de Eiffeltoren en in het Reuzenrad geweest en heb me in de nieuwe ondergrondse spoorlijn, de Metro, gewaagd, die ingangen heeft als de ingangen van sprookjesland. Alles wordt aangedreven door elektriciteit - alles snort en zoemt - en overal twinkelen en glinsteren wouden van lichtjes. Hij maakt kennis met de roltrappen in Parijs, de eerste dieselmotor, dynamo's, knoflook gecombineerd met kaas, schilderkunst van Klimt, emaille van Lalique, de keramisten van Gien met hun nieuwe metaalglazuren. Rodin is er en Oscar Wilde. Maar dan komt de rauwe geweld van de loopgraven van Somme, de kanonnen van de Duitse keizer, de joden uit Oost Europa, de gevluchte anarchisten uit Rusland, de homohaat. Europa op drift en definitief veranderd! Het komt allemaal langs in dit duizelingwekkende boek. Lezen, dat meeslepende boek! Het geeft een indrukwekkend tijdsbeeld op de grens van de Victoriaanse tijdperk en de nieuwe eeuw, met onmiskenbaar WO2 in aantocht. Building with people, building with nature: een wereld die gevormd is door mensen met een diep geloof in vernieuwing en hun verbondenheid met de hen omringende natuur! 

De schrijfster, A.S. Byatt (1936) werd in 2009 voor dit boek genomineerd voor de Bookerprijs, die ze al eerder (1990) won voor het boek Possession. The Children’s Book is nogal lang (750 pagina’s), het had zeker korter gekund, maar het greep mij stevig vast en ik had het in een vakantieweek uit. 

zondag 22 maart 2015

LEES! Imperium van Robert Harris

'De stad,blijf in de stad, en leef in de schijnwerpers.'


Een ideaal hebben, een strategie bepalen, macht herkennen, kennis vergaren en gebruiken, snoeihard tegen de stroom ingaan, dealen. Het is het werk van politici en het is ons bekend en ik hou ervan. Het is kicken als je kan helpen een plan én de wethouder ongeschonden door de raadsvergadering te loodsen. De politieke arena is altijd in de buurt. Om goed te kunnen adviseren moeten we weten hoe de hazen lopen, maar moeten we ons ook kunnen verplaatsen in de persoon achter de politicus. In dat opzicht verschilt ons werk niet van Tiro, de slaaf (of beter: adviseur) die Cicero 2000 jaar geleden door dik en dun ondersteunde.

Tiro is de verteller in deze adembenemend spannende politieke thriller van Harris. Hij is een veelzijdig, intelligent (en ik denk een sympathiek) mens, die het stenoschrift uitvond om z’n welbespraakte baas bij te houden. Meer dan dertig jaar is hij de slaaf van de man die al die jaren maar één levensdoel heeft: de heerschappij over de Romeinse Staat. Hij gaat met de jonge Cicero mee naar Griekenland die daar de fijne kneepjes van de redenaarskunsten zal leren en hij is er bij als Cicero op zijn tweeënveertigste de jongste consul van het Romeinse Rijk wordt. In zijn honderdste levensjaar, als Cicero allang dood (vermoord in opdracht van Marcus Antonius) is, voelt Tiro zich vrij om het verhaal van zijn meester te vertellen. Hij schildert een prachtig portret van de beroemde advocaat en retoricus die de intriges van de politiek beheerst als geen ander en nooit zijn integriteit verliest. Cicero wijkt in tweeërlei opzicht af van de gangbare machthebber in de eerste eeuw voor Christus: hij kiest voor het volk en hij strijdt met het woord, niet met het zwaard. Een new man die bruist van het leven, gruwt van geweld, ingrijpt als hij onrecht ziet (zoals de grootschalige roof door de heersers op Sicilië), walgt van de grootschalige kruisigingen langs de Via Appia (6000 man langs een weg van 350 mijl) en daarnaar handelt. Maar hij is ook ijdel, kan de schijnwerpers niet missen en maakt daarom fatale fouten. Tiro, de bescheiden waarnemer en adviseur weeft zijn eigen bijdrage door het verhaal. Je ziet het voor je: hoe hij op onderzoek uitgaat en net op tijd een rapport voor de neus van zijn baas deponeert, hoe hij onzekerheden opvangt en grilligheden accepteert.

De hoofdpersoon in Imperium is Marcus Cicero, maar we kunnen van Tiro’s integriteit leren als we door zijn bril naar de politieke beslommeringen in het oude Rome kijken. Beslommeringen van alle tijden en alle plaatsen. Er zijn veel parallellen in het heden. In het groot: Poetin en de Europese machthebbers over de Oekraïne; kleiner: Opstelten en Schoof, de nationaal coördinator terrorismebestrijding. Nog dichterbij: wijzelf die (soms) geld verdienen aan (soms) niet noodzakelijke adviezen. Lezen dus, dat boek!

Robert Harris was parlementair journalist, voordat hij zich volledig wijdde aan het schrijven van fictie. Zelf zegt hij: “Ik kijk naar het politieke bedrijf, zoals een ander naar voetbal kijkt, als een liefhebber van de beautifull game.” En: “Imperium is het best te genieten als je het als één grote satire leest.” Hij ging niet over één nacht ijs bij het schrijven van Imperium. Volgens kenners blijft hij dicht bij de waarheid en dat maakt het boek óók tot een aanstekelijk geschiedenisboek. Belangrijk voor als je net zo veel als ik van die stad houdt: je loopt door het oude Rome!

dinsdag 9 december 2014

LEES! The Fountainhead, de Eeuwige Bron van Ayn Rand

‘De eerste plicht voor een mens is zichzelf te zijn. Geen mens leeft voor een ander mens.’

Laat ik eerlijk zijn: deze roman lees-tippen is een risico. Bijna achthonderd pagina’s dik (volgens mijn e-reader 20 leesuren), niet een tussendoortje voor een lange treinreis. Gecompliceerd en meeslepend.  Onwerkelijk en gestileerd, maar ook confronterend en raak.  Hoofdpersoon is de briljante architect Howard Roark. Hij heeft een visie op schoonheid en functionalisme (er is wel gesuggereerd dat Frank Loyd Wright model stond) en weigert daarvan af te wijken omwille van geld of andere belangen. 

Compromisloos is zacht uitgedrukt. Zijn persoonlijkheid (fysiek én karakter)  wordt beschreven als ware het een modernistisch gebouw in het New York van de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. Zijn grote liefde is de journalist Dominique Francon. Ook bijna grafisch beschreven als een beeldschoon object en een koele analytica.  De liefde is wederzijds en verslavend, maar vooral van haar zijde vernietigend. Derde persoon in het spel is vriend (?) en studiegenoot Peter Keating, een architect die diametraal tegenover Roark staat: hij doet wat van hem gevraagd wordt. Een Korinthisch zuiltje meer of minder? Of toch een strakke gevel? Het maakt hem niet uit. Hij tekent wat de klant wil. Het kleine ego van Keating tegenover het krachtig individualisme van Roark vormen de basis van dit verhaal. Nog twee andere personen spelen een belangrijke rol. Het zijn een  architectuur criticus en journalist, man met vrienden op sleutelposities in New York, de stad waar het zich allemaal afspeelt en Gail Wynand, mediamagnaat en miljonair.

De roman vertelt hun ontwikkelingen, strijd en visie op stad en gebouw. Alles vloeit tenslotte samen in één magistrale gebeurtenis: een plan van Roark voor betaalbare woningen wordt ‘verminkt’ en aangepast uitgevoerd. Hij pikt dat niet en grijpt in. De gevolgen zijn enorm. Voor de rechtbank verdedigt hij zich in een adembenemend pleidooi. Maar er is meer  in dit boek dat tot denken aanzet: hoe ga je om met jonge professionals; samenwerken met uiteenlopende visies;  overgave of individualiteit in de liefde; vaders en dochters...

Een verhaal dat vertelt over de dilemma’s van alle tijden: dichtbij jezelf blijven of aan andermans verwachtingen voldoen. Voor het eerst uitgegeven in 1943, al snel een klassieker en nog steeds actueel.

Ayn Rand (1902-1982) vlucht vanuit de Sovjet Unie naar de VS, Zij gelooft in de ultieme vrijheid van het individu en verzet zich tegen het socialisme en andere vormen van altruïsme. Haar opvattingen provoceren. De Fountainhead was destijds een controversieel boek, maar nu is het vooral een stilistisch knap geschreven roman over universele levensvragen.


Hoe gebouwen verwant zijn aan mensen en hoe taal verwant is aan gebouwen: dat is voor mij één van de bijzondere ervaringen in De Eeuwige Bron. Lezen, dat boek! Je kunt ook naar Toneelgroep Amsterdam gaan. Zij hebben het boek met veel succes bewerkt en zullen het in 2015/16 weer op de planken zetten.

dinsdag 23 september 2014

LEES! Euforie van Christiaan Weijts

Hier is de zee, hier kunnen we de stad vergeten*

De ingrediënten: een jonge bevlogen en getalenteerde architect, een terroristische aanslag in de Haagse tramtunnel, haperende economie, opdringerige journalistiek en een gymnasiumklas in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw. Genoeg voor spanning en snelheid. Maar er is meer: een ontwerpprijsvraag voor de plek van de aanslag, woede over platte en gemakzuchtige architectuur, hebberig gesjoemel, politiek gezwabber en een huwelijkscrisis. Meer dan voldoende voor verdieping en overpeinzing. De hoofdpersoon, Johannes Vermeer (misschien wel nazaat van) doorkruist steden met een sloopkogel. Hij verbindt wat hij ziet aan wat hij denkt en omgekeerd. Het boek is doorspekt met zijn intrigerende gedachten. Voorbeeld van één waar ik me erg bij thuis voel: ‘een gebouw weet meer dan de maker’. Een eigenzinnig, wat bozig mens, waar we er meer van zouden mogen hebben. Glashelder en herkenbaar onzeker. Hij raakt contre coeur betrokken bij de reddingswerkzaamheden van de aanslag (43 doden) en verzwijgt dat tegenover zijn geliefde en zijn collega’s. Zijn bureau wordt geselecteerd voor de volgende ronde (een referendum) en stort zich in het mediacircus. Zo raken zijn persoonlijk en professioneel leven onontkoombaar met elkaar verward.

Gelukkig blijft de zee in de buurt.

Vierhonderd pagina’s lang boeit en inspireert Christiaan Weijts (1976) columnist bij NRC, NRCNext en de Groene Amsterdammer. Het boek is meer dan een roman of politieke thriller. Het is doorweven met architectuurkritiek en visies op stad en land. Lezen dat boek! Een heel regenachtig herfstweekend lang. Je komt maandag geheid gelaafd en geprikkeld op je werk!


*dit zinnetje heeft Vermeer ooit in een boek van Nietzsche, Morgenrood, gelezen. Het tilt hem op in verwarrende tijden.